Paradepaard in TEE-kleuren
Eens waren ze het absolute paradepaard van de Deutsche Bundesbahn. Prachtig ontworpen, elegant, dynamisch, snel en voorzien van de techniek van de toekomst. We spreken over de legendarische serie 103. Reeds de prototypen baarden opzien zodra ze zich majestueus oer de rails bewogen. Hun eerste bloeitijd beleefden ze voor TEE treinen die eerste klas reizen op degelijk pluche en gastronomische maaltijden in het restauratierijtuig aanboden. Later, in de periode va de EuroCity- en InterCity treinen, waren ze overal aanwezig, voorbijsuizend met een snelheid van 200 km/u. Geen wonder ook met een model waarvan er 149 gebouwd zijn. Veel van deze machines zijn inmiddels geruisloos van het toneel verdwenen. Aan een paar exemplaren bleef de eer ons te herinneren aan deze eens zo beroemde bouwserie. Hier hoort ook de 103 113 bij. Deze machine was al buiten bedrijf gesteld toen ze weer terugkwam in de reguliere dienst. En dat zelfs twee keer! Sinds 2017 verdient ze van haar rust maar wordt nog steeds voor speciale treinen ingezet. Zo was ze in 2019 ook tweemaal op bezoek in Göppingen.
Optisch valt de machine op omdat haar onderstel niet zwart maar helderrood geschilderd is. Dit past prachtig bij het beige van de bovenbouw. En tot slot nog meer goed nieuws: De 103 113 die ingedeeld is bij het DB Museum Neurenberg, locatie Koblenz Lützel, zal ook in de toekomst voor enthousiaste toeschouwers zorgen. Ze kreeg namelijk in de herfst van 2020 een grote onderhoudsbeurt en een nieuwe laklaag. Zelfs de afdekplaten op de buffers werden weer aangebracht.
Voorbeeld: Elektrische locomotief 103 113-7 van het DB Museum in de hedendaagse uitvoering van periode VI.
Art.nr. | 88546 |
---|---|
Spoor / Schaalgrootte | Z / 1:220 |
Tijdperk | VI |
Type | Elektrische locomotieven |
Model: Voor het eerst met een kap van kunststof dat met metaal gevuld is. Met nauwkeurige, zeer precies aangebrachte kleuren en opschriften. Voorzien van een klokankermotor. Met de rijrichting wisselend frontsein met warm-witte lichtdiodes (LED). De bovenlichten in de machinekamer zijn voorzien van vensters en de machinekamer van verlichting. Beide draaistellen worden aangedreven. De schakelaar voor bovenleidingsbedrijf is onzichtbaar aangebracht. Lengte over de buffers 88 mm.
Find more Märklin explanation videos on our YouTube Channel
Spare parts for our articles can be found here in our spare parts search.
Het locomotieftype 103.1 In het begin van de jaren '60 besloot de DB een krachtige machine te ontwikkelen om het toenemende reizigersverkeer beter te kunnen behandelen. Aan het einde van 1962 werd aan Henschel (voor het mechanische deel) en aan Siemens-Schuckert (voor het elektrische deel) opdracht gegeven voor het bouwen van vier testlocomotieven die nog voor de Internationale Verkehrsausstellung van 1965 in München klaar moesten zijn. De serieproductie voor het type 103 begon in 1969. De locomotieven waren bestemd voor het InterCity verkeer dat vanaf 1971 van start zou gaan (IC71). Er werden echter nieuwe eisen gesteld. De maximum treingewichten van TEE- en IC treinen stegen van 300 naar 480 ton bij een treinsnelheid van 200 km/u en zware D-treinen met een massa van 800 ton moesten met een snelheid van 160 km/u gereden kunnen worden. De 145 serielocomotieven, nu bekend als type 103.1, waren bouwtechnisch grotendeels gelijk aan de prototypen. Met open frames, vijfdelige locomotiefopbouw en drie-assige draaistellen. Ook de identieke vorm van het front kon van de voorserie loc's overgenomen worden. Het meest opvallende verschil bleek de verdubbeling van het aantal luchtinlaat roosters aan de zijkanten te zijn. In de onderste helft van de zijwanden werden namelijk vijf extra inlaatroosters geplaatst. Dit was noodzakelijk omdat het vereiste grotere vermogen van de locomotieven om veel meer koeling vroeg. Met een op maximaal vermogen afgeregelde transformator (continue vermogen 6250 Kva) en lichtgebouwde hoogvermogensmotoren type WBM 368/1f met een continue vermogen van 1240 Kw verkreeg men, in vergelijking met met het prototype, 25,3 % meer trekkracht. In totaal een trotse 7440 Kw cq. 10116 Pk. De laatste dertig exemplaren (103 216-245) kregen een met 700 mm verlengd frame met vergrote machinistencabines om de door het bedienend personeel dringend gevraagde extra beenruimte in de nauwe cabine te kunnen realiseren. Bovendien droeg een krachtige airco met niet van de buitentemperatuur afhankelijk toevoerregeling van koude- en warme lucht bij aan het welbehagen van de machinist. Onmiddellijk na de aflevering in de jaren 1970 tot 1974 werden de 103.1 ingezet voor de nieuwe IC treinen en natuurlijk ook voor de prestigieuze TEE die nu voor een deel zelfs geintegreerd waren in het IC net. Pas na meer dan dertig jaar zware dienst voor personentreinen, met enorme omloopafstanden, reden de serielocs in 2002 hun laatste planmatige omlopen. Enige exemplaren bleven in bedrijf als reserve- en voor speciale diensten. Nog heden zijn twee machines, (103 113 en -245) voor langeafstands treinen in bedrijf bij het Werk München van DB AG en verrichten daar regelmatig dienst.